uitkrijsen

Conjugations List of Uitkrijsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrijs uitkrijste uitheb uitgekrijst
jij, je, ukrijst uitkrijste uithebt uitgekrijst
hij, zij, hetkrijst uitkrijste uitheeft uitgekrijst
wijkrijsen uitkrijsten uithebben uitgekrijst
julliekrijsen uitkrijsten uithebben uitgekrijst
zij, zekrijsen uitkrijsten uithebben uitgekrijst

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitkrijsen with some of the pronouns.

  • Ik krijs uit als ik pijn heb.
  • Jij krijst uit van schrik.
  • Hij/Zij krijst uit van woede.
  • Wij krijsen uit van vreugde.
  • Jullie krijsen uit tijdens het concert.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitkrijsen with some of the pronouns.

  • Ik krijste uit toen ik viel.
  • Jij krijste uit van verrassing.
  • Hij/Zij krijste uit tijdens de film.
  • Wij krijsten uit van verbazing.
  • Jullie krijsten uit van blijdschap.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitkrijsen with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgekrijst toen ik mijn teen stootte.
  • Jij hebt uitgekrijst van angst.
  • Hij/Zij heeft uitgekrijst van frustratie.
  • Wij hebben uitgekrijst van plezier.
  • Jullie hebben uitgekrijst van opluchting.