extirperen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | extirpeer | extirpeerde | heb geëxtirpeerd |
jij, je, u | extirpeert | extirpeerde | hebt geëxtirpeerd |
hij, zij, het | extirpeert | extirpeerde | heeft geëxtirpeerd |
wij | extirperen | extirpeerden | hebben geëxtirpeerd |
jullie | extirperen | extirpeerden | hebben geëxtirpeerd |
zij, ze | extirperen | extirpeerden | hebben geëxtirpeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Extirperen with some of the pronouns.
- Ik extirpeer
- Jij extirpeert
- Hij/Zij/Het extirpeert
- Wij extirperen
- Jullie extirperen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Extirperen with some of the pronouns.
- Ik extirpeerde
- Jij extirpeerde
- Hij/Zij/Het extirpeerde
- Wij extirpeerden
- Jullie extirpeerden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Extirperen with some of the pronouns.
- Ik heb geëxteripeerd
- Jij hebt geëxteripeerd
- Hij/Zij/Het heeft geëxteripeerd
- Wij hebben geëxteripeerd
- Jullie hebben geëxteripeerd