savoureren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | savoureer | savoureerde | heb gesavoureerd |
jij, je, u | savoureert | savoureerde | hebt gesavoureerd |
hij, zij, het | savoureert | savoureerde | heeft gesavoureerd |
wij | savoureren | savoureerden | hebben gesavoureerd |
jullie | savoureren | savoureerden | hebben gesavoureerd |
zij, ze | savoureren | savoureerden | hebben gesavoureerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Savoureren with some of the pronouns.
- Ik savoureer de heerlijke smaak van chocolade.
- Jij savoureert graag een goed glas wijn.
- Hij savoureert de culinaire hoogstandjes in dit restaurant.
- Wij savoureren de rust van het platteland.
- Zij savoureren de muziek op het concert.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Savoureren with some of the pronouns.
- Ik savoureerde altijd van de gezelligheid tijdens het dineren met vrienden.
- Jij savoureerde vroeger van de zonsondergangen aan het strand.
- Hij savoureerde als kind van de zelfgemaakte koekjes van zijn oma.
- Wij savoureerden vaak van de mooie natuur tijdens onze wandelingen.
- Zij savoureerden gisteren nog van de heerlijke taart op het feest.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Savoureren with some of the pronouns.
- Ik heb de bijzondere smaken van de lokale keuken gesavourt.
- Jij hebt al eerder van deze delicatesse gesavourt.
- Hij heeft de fijne aroma's van deze koffie gesavourt.
- Wij hebben de smaakvolle gerechten van de chefkok gesavourt.
- Zij hebben de exotische kruiden van deze gerechten gesavourt.