informatiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | informatiseer | informatiseerde | heb geïnformatiseerd |
jij, je, u | informatiseert | informatiseerde | hebt geïnformatiseerd |
hij, zij, het | informatiseert | informatiseerde | heeft geïnformatiseerd |
wij | informatiseren | informatiseerden | hebben geïnformatiseerd |
jullie | informatiseren | informatiseerden | hebben geïnformatiseerd |
zij, ze | informatiseren | informatiseerden | hebben geïnformatiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Informatiseren with some of the pronouns.
- Ik informatiseer de administratie van mijn school.
- Jij informatiseert je werkprocessen.
- Hij/Zij/Het informatiseert het bedrijf.
- Wij informatiseren de communicatie met onze klanten.
- Jullie informatiseren jullie thuisnetwerk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Informatiseren with some of the pronouns.
- Ik informatiseerde de administratie van mijn school.
- Jij informatiseerde je werkprocessen.
- Hij/Zij/Het informatiseerde het bedrijf.
- Wij informatiseerden de communicatie met onze klanten.
- Jullie informatiseerden jullie thuisnetwerk.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Informatiseren with some of the pronouns.
- Ik heb de administratie van mijn school geïnformatiseerd.
- Jij hebt je werkprocessen geïnformatiseerd.
- Hij/Zij/Het heeft het bedrijf geïnformatiseerd.
- Wij hebben de communicatie met onze klanten geïnformatiseerd.
- Jullie hebben jullie thuisnetwerk geïnformatiseerd.