doorsluizen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sluis door | sluisde door | heb doorgesluisd |
jij, je, u | sluist door | sluisde door | hebt doorgesluisd |
hij, zij, het | sluist door | sluisde door | heeft doorgesluisd |
wij | sluizen door | sluisden door | hebben doorgesluisd |
jullie | sluizen door | sluisden door | hebben doorgesluisd |
zij, ze | sluizen door | sluisden door | hebben doorgesluisd |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorsluizen with some of the pronouns.
- Ik sluizen de gegevens door naar de juiste afdeling.
- Jij sluist het geld door naar de andere rekening.
- Hij/zij sluisde de informatie door zonder toestemming.
- Wij sluizen de bestanden door naar de externe harde schijf.
- Jullie sluizen de pakketten door naar de klanten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorsluizen with some of the pronouns.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorsluizen with some of the pronouns.
- Ik heb de gegevens doorgesluisd naar de juiste afdeling.
- Jij hebt het geld doorgesluisd naar de andere rekening.
- Hij/zij heeft de informatie doorgesluisd zonder toestemming.
- Wij hebben de bestanden doorgesluisd naar de externe harde schijf.
- Jullie hebben de pakketten doorgesluisd naar de klanten.