bijladen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | laad bij | laadde bij | heb bijgeladen |
jij, je, u | laadt bij | laadde bij | hebt bijgeladen |
hij, zij, het | laadt bij | laadde bij | heeft bijgeladen |
wij | laden bij | laadden bij | hebben bijgeladen |
jullie | laden bij | laadden bij | hebben bijgeladen |
zij, ze | laden bij | laadden bij | hebben bijgeladen |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijladen with some of the pronouns.
- Ik laad bij voor extra energie.
- Jij laadt bij om je telefoon op te laden.
- Hij laadt bij zodat hij zijn auto kan gebruiken.
- Wij laden bij voor de lange reis.
- Zij laden bij om hun batterijen op te laden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijladen with some of the pronouns.
- Vroeger laadde ik bij om mijn oude telefoon op te laden.
- Toen ik jong was, laadde jij bij voor je spelcomputer.
- Hij laadde bij terwijl hij aan het werk was.
- Wij laadden bij voor de storm uitbrak.
- Zij laadden bij in het café na een lange dag.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijladen with some of the pronouns.
- Ik heb bijgeladen om mijn laptop te kunnen gebruiken.
- Jij hebt bijgeladen voor je elektrische fiets.
- Hij heeft bijgeladen voordat hij op vakantie ging.
- Wij hebben bijgeladen voor het feest van gisteravond.
- Zij hebben bijgeladen tijdens de pauze.