hinniken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hinnik | hinnikte | heb gehinnikt |
jij, je, u | hinnikt | hinnikte | hebt gehinnikt |
hij, zij, het | hinnikt | hinnikte | heeft gehinnikt |
wij | hinniken | hinnikten | hebben gehinnikt |
jullie | hinniken | hinnikten | hebben gehinnikt |
zij, ze | hinniken | hinnikten | hebben gehinnikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Hinniken with some of the pronouns.
- De paarden hinniken in de wei.
- Ik hinnik als een paard.
- Jij hinnikt graag tijdens het lachen.
- Hij/zij/het hinnikt altijd als ik langskom.
- We hinniken samen met de kinderen in het park.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hinniken with some of the pronouns.
- De paarden hinnikten vroeger vaak voor het eten.
- Ik hinnikte toen ik de mop hoorde.
- Jij hinnikte luid tijdens het concert.
- Hij/zij/het hinnikte van blijdschap bij het goede nieuws.
- We hinnikten elke ochtend op de manege.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hinniken with some of the pronouns.
- De paarden hebben gehinnikt na de race.
- Ik heb gehinnikt tijdens de optocht.
- Jij hebt vaak gehinnikt op feestjes.
- Hij/zij/het heeft gehinnikt toen hij het grappige verhaal hoorde.
- We hebben allemaal gehinnikt om de komische film.