ontslaken

Conjugations List of Ontslaken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontslaakontslaakteheb ontslaakt
jij, je, uontslaaktontslaaktehebt ontslaakt
hij, zij, hetontslaaktontslaakteheeft ontslaakt
wijontslakenontslaaktenhebben ontslaakt
jullieontslakenontslaaktenhebben ontslaakt
zij, zeontslakenontslaaktenhebben ontslaakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Ontslaken with some of the pronouns.

  • Ik ontslaak de werknemers.
  • Jij ontslaakt de werknemers.
  • Hij/Zij ontslaakt de werknemers.
  • Wij ontslaaken de werknemers.
  • Zij ontslaaken de werknemers.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ontslaken with some of the pronouns.

  • Ik ontslaakte de werknemers gisteren.
  • Jij ontslaakte de werknemers gisteren.
  • Hij/Zij ontslaakte de werknemers gisteren.
  • Wij ontslaakten de werknemers gisteren.
  • Zij ontslaakten de werknemers gisteren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ontslaken with some of the pronouns.

  • Ik heb de werknemers ontslaakt.
  • Jij hebt de werknemers ontslaakt.
  • Hij/Zij heeft de werknemers ontslaakt.
  • Wij hebben de werknemers ontslaakt.
  • Zij hebben de werknemers ontslaakt.