kadreren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kadreer | kadreerde | heb gekadreerd |
jij, je, u | kadreert | kadreerde | hebt gekadreerd |
hij, zij, het | kadreert | kadreerde | heeft gekadreerd |
wij | kadreren | kadreerden | hebben gekadreerd |
jullie | kadreren | kadreerden | hebben gekadreerd |
zij, ze | kadreren | kadreerden | hebben gekadreerd |
Presens
Example presens sentences for Kadreren with some of the pronouns.
- Ik kadreer de foto's voor het album.
- Jij kadreert de afbeelding mooi in.
- Hij kadreert de scène perfect.
- Wij kadreren de film volgens het script.
- Zij kadreren de schilderijen in de galerij.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Kadreren with some of the pronouns.
- Ik kadreerde de foto's voor het album.
- Jij kadreerde de afbeelding mooi in.
- Hij kadreerde de scène perfect.
- Wij kadreerden de film volgens het script.
- Zij kadreerden de schilderijen in de galerij.
Perfectum
Example perfectum sentences for Kadreren with some of the pronouns.
- Ik heb de foto's gekadreerd voor het album.
- Jij hebt de afbeelding mooi ingekaderd.
- Hij heeft de scène perfect gekaderd.
- Wij hebben de film volgens het script gekadreerd.
- Zij hebben de schilderijen in de galerij gekaderd.