ophogen

Conjugations List of Ophogen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhoog ophoogde opheb opgehoogd
jij, je, uhoogt ophoogde ophebt opgehoogd
hij, zij, hethoogt ophoogde opheeft opgehoogd
wijhogen ophoogden ophebben opgehoogd
julliehogen ophoogden ophebben opgehoogd
zij, zehogen ophoogden ophebben opgehoogd

Presens

Example presens sentences for Ophogen with some of the pronouns.

  • Ik hooog op mijn prestaties.
  • Jij hoogt op je inzet.
  • Hij/Zij/Het hoogt op zijn/haar vaardigheden.
  • Wij hogen op onze ervaringen.
  • Jullie hogen op jullie prenten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Ophogen with some of the pronouns.

  • Ik hoogde op toen ik het goede nieuws hoorde.
  • Jij hoogde op tijdens de presentatie.
  • Hij/Zij/Het hoogde op na het behalen van het diploma.
  • Wij hoogden op tijdens de wedstrijd.
  • Jullie hoogden op over jullie successen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Ophogen with some of the pronouns.

  • Ik heb opgehoogd en ben trots op mijn resultaten.
  • Jij hebt opgehoogd en bent beloond voor je inspanningen.
  • Hij/Zij/Het heeft opgehoogd en heeft veel geleerd.
  • Wij hebben opgehoogd en zijn gegroeid als team.
  • Jullie hebben opgehoogd en hebben de verwachtingen overtroffen.