coderen

Conjugations List of Coderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcodeercodeerdeheb gecodeerd
jij, je, ucodeertcodeerdehebt gecodeerd
hij, zij, hetcodeertcodeerdeheeft gecodeerd
wijcoderencodeerdenhebben gecodeerd
julliecoderencodeerdenhebben gecodeerd
zij, zecoderencodeerdenhebben gecodeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Coderen with some of the pronouns.

  • Ik codeer regelmatig websites.
  • Jij codeert programma's voor je werk.
  • Hij/Zij/codeert gegevens in de database.
  • Wij coderen nieuwe functionaliteiten in de software.
  • Jullie coderen de website volgens de nieuwste technologieën.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Coderen with some of the pronouns.

  • Vroeger codeerde ik kleine scripts.
  • Toen jij begon te leren, codeerde je eenvoudige programma's.
  • Hij/Zij codeerde altijd nauwkeurig.
  • Wij codeerden samen aan verschillende projecten.
  • Jullie codeerden vroeger voornamelijk websites.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Coderen with some of the pronouns.

  • Ik heb de website gecodeerd.
  • Jij hebt al veel programma's gecodeerd.
  • Hij/Zij heeft de data succesvol gecodeerd.
  • Wij hebben de nieuwe functionaliteiten gecodeerd.
  • Jullie hebben de website volledig gecodeerd.