uitpalmen

Conjugations List of Uitpalmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpalm uitpalmde uitheb uitgepalmd
jij, je, upalmt uitpalmde uithebt uitgepalmd
hij, zij, hetpalmt uitpalmde uitheeft uitgepalmd
wijpalmen uitpalmden uithebben uitgepalmd
julliepalmen uitpalmden uithebben uitgepalmd
zij, zepalmen uitpalmden uithebben uitgepalmd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitpalmen with some of the pronouns.

  • Ik palm uit in mijn vrije tijd.
  • Jij palmt uit op het strand.
  • Hij/Zij/Het palmt uit tijdens de vakantie.
  • Wij palmen uit met vrienden.
  • Jullie palmen uit in het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitpalmen with some of the pronouns.

  • Ik palmde uit toen ik jong was.
  • Jij palmde uit terwijl je buiten speelde.
  • Hij/Zij/Het palmde uit op het podium.
  • Wij palmde uit tijdens de zomervakantie.
  • Jullie palmde uit tijdens het weekend.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitpalmen with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgepalmd na een lange werkweek.
  • Jij hebt uitgepalmd op de bank.
  • Hij/Zij/Het heeft uitgepalmd na het sporten.
  • Wij hebben uitgepalmd tijdens de feestdagen.
  • Jullie hebben uitgepalmd op vakantie.