tailleren

Conjugations List of Tailleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktailleertailleerdeheb getailleerd
jij, je, utailleerttailleerdehebt getailleerd
hij, zij, hettailleerttailleerdeheeft getailleerd
wijtaillerentailleerdenhebben getailleerd
jullietaillerentailleerdenhebben getailleerd
zij, zetaillerentailleerdenhebben getailleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Tailleren with some of the pronouns.

  • Ik tailleer de stof voor het nieuwe kledingstuk.
  • Jij tailleert je jurk op maat.
  • Hij/Zij tailleert de broekspijpen van de jeans.
  • Wij tailleren de rokken in verschillende lengtes.
  • Jullie tailleeren de blouses voor de modeshow.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tailleren with some of the pronouns.

  • Ik tailleerde de stof voor het nieuwe kledingstuk.
  • Jij tailleurde je jurk op maat.
  • Hij/Zij tailleurde de broekspijpen van de jeans.
  • Wij tailleurden de rokken in verschillende lengtes.
  • Jullie tailleurden de blouses voor de modeshow.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tailleren with some of the pronouns.

  • Ik heb de stof getailleerd voor het nieuwe kledingstuk.
  • Jij hebt je jurk op maat getailleerd.
  • Hij/Zij heeft de broekspijpen van de jeans getailleerd.
  • Wij hebben de rokken in verschillende lengtes getailleerd.
  • Jullie hebben de blouses voor de modeshow getailleerd.