afdammen

Conjugations List of Afdammen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdam afdamde afheb afgedamd
jij, je, udamt afdamde afhebt afgedamd
hij, zij, hetdamt afdamde afheeft afgedamd
wijdammen afdamden afhebben afgedamd
julliedammen afdamden afhebben afgedamd
zij, zedammen afdamden afhebben afgedamd

Presens

Example presens sentences for Afdammen with some of the pronouns.

  • Ik dam af om overstromingen te voorkomen.
  • Jij damt af om het water tegen te houden.
  • Hij/Zij damt af bij de rivier.
  • Wij dammen af om de waterstand te reguleren.
  • Jullie dammen af voor de veiligheid.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afdammen with some of the pronouns.

  • Ik damde af om overstromingen te voorkomen.
  • Jij damde af om het water tegen te houden.
  • Hij/Zij damde af bij de rivier.
  • Wij damden af om de waterstand te reguleren.
  • Jullie damden af voor de veiligheid.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afdammen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgedamd om overstromingen te voorkomen.
  • Jij hebt afgedamd om het water tegen te houden.
  • Hij/Zij heeft afgedamd bij de rivier.
  • Wij hebben afgedamd om de waterstand te reguleren.
  • Jullie hebben afgedamd voor de veiligheid.