bijeenscharrelen

Conjugations List of Bijeenscharrelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikscharrel bijeenscharrelde bijeenheb bijeengescharreld
jij, je, uscharrelt bijeenscharrelde bijeenhebt bijeengescharreld
hij, zij, hetscharrelt bijeenscharrelde bijeenheeft bijeengescharreld
wijscharrelen bijeenscharrelden bijeenhebben bijeengescharreld
julliescharrelen bijeenscharrelden bijeenhebben bijeengescharreld
zij, zescharrelen bijeenscharrelden bijeenhebben bijeengescharreld

Presens

Example presens sentences for Bijeenscharrelen with some of the pronouns.

  • Ik bijeenscharrel wat materialen voor het knutselproject.
  • Jij bijeenscharrelt de benodigde informatie voor je presentatie.
  • Hij bijeenscharrelt geld voor een goed doel.
  • Wij bijeenscharrelen spullen voor de rommelmarkt.
  • Zij bijeenscharrelen ingrediënten voor het avondeten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bijeenscharrelen with some of the pronouns.

  • Ik scharrelde wat materialen bijeen voor het knutselproject.
  • Jij scharrelde de benodigde informatie bijeen voor je presentatie.
  • Hij scharrelde geld bijeen voor een goed doel.
  • Wij scharrelden spullen bijeen voor de rommelmarkt.
  • Zij scharrelden ingrediënten bijeen voor het avondeten.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bijeenscharrelen with some of the pronouns.

  • Ik heb bijeengescharreld wat materialen voor het knutselproject.
  • Jij hebt de benodigde informatie bijeengescharreld voor je presentatie.
  • Hij heeft geld bijeengescharreld voor een goed doel.
  • Wij hebben spullen bijeengescharreld voor de rommelmarkt.
  • Zij hebben ingrediënten bijeengescharreld voor het avondeten.