welken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | welk | welkte | ben gewelkt |
jij, je, u | welkt | welkte | bent gewelkt |
hij, zij, het | welkt | welkte | is gewelkt |
wij | welken | welkten | zijn gewelkt |
jullie | welken | welkten | zijn gewelkt |
zij, ze | welken | welkten | zijn gewelkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Welken with some of the pronouns.
- De bloemen verwelken snel in de zon.
- Ik merk dat de bladeren van de plant welken.
- Hij welkt altijd wanneer hij gestrest is.
- Deze vruchten zullen welken als ze niet op tijd worden gegeten.
- Wanneer de herfst komt, beginnen de bomen te welken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Welken with some of the pronouns.
- Vroeger welkte de tuin altijd in de zomermaanden.
- Toen ik binnenkwam, welkte de bloem al.
- Hij welkte vaak als het regende.
- Toen we op vakantie waren, welkten de planten in de tuin.
- De bomen welkten elke winter en herleefden weer in de lente.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Welken with some of the pronouns.
- De bloemen zijn verwelkt na de hittegolf.
- Ik heb gemerkt dat de bladeren van de plant zijn gewelkt.
- Hij is welkt wanneer hij gestrest was.
- Deze vruchten zijn gewelkt omdat ze te lang ongebruikt bleven.
- De bomen zijn gaan welken toen de droogte toesloeg.