figuurzagen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | figuurzaag | figuurzaagde | heb gefiguurzaagd |
jij, je, u | figuurzaagt | figuurzaagde | hebt gefiguurzaagd |
hij, zij, het | figuurzaagt | figuurzaagde | heeft gefiguurzaagd |
wij | figuurzagen | figuurzaagden | hebben gefiguurzaagd |
jullie | figuurzagen | figuurzaagden | hebben gefiguurzaagd |
zij, ze | figuurzagen | figuurzaagden | hebben gefiguurzaagd |
PresensBeta
Example presens sentences for Figuurzagen with some of the pronouns.
- Ik zaag figuren in hout.
- Jij zaagt figuren in hout.
- Hij/Zij zaagt figuren in hout.
- Wij zagen figuren in hout.
- Jullie zagen figuren in hout.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Figuurzagen with some of the pronouns.
- Ik zaagde figuren in hout.
- Jij zaagde figuren in hout.
- Hij/Zij zaagde figuren in hout.
- Wij zaagden figuren in hout.
- Jullie zaagden figuren in hout.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Figuurzagen with some of the pronouns.
- Ik heb figuren in hout gezaagd.
- Jij hebt figuren in hout gezaagd.
- Hij/Zij heeft figuren in hout gezaagd.
- Wij hebben figuren in hout gezaagd.
- Jullie hebben figuren in hout gezaagd.