vonkelen

Conjugations List of Vonkelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvonkelvonkeldeheb gevonkeld
jij, je, uvonkeltvonkeldehebt gevonkeld
hij, zij, hetvonkeltvonkeldeheeft gevonkeld
wijvonkelenvonkeldenhebben gevonkeld
jullievonkelenvonkeldenhebben gevonkeld
zij, zevonkelenvonkeldenhebben gevonkeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Vonkelen with some of the pronouns.

  • De sterren vonkelen helder aan de nachtelijke hemel.
  • De diamanten vonkelen in het zonlicht.
  • Het water vonkelt als de zon erop schijnt.
  • De kaarsen vonkelen gezellig op de tafel.
  • Haar ogen vonkelen van blijdschap.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vonkelen with some of the pronouns.

  • De sterren vonkelden helder aan de nachtelijke hemel.
  • De diamanten vonkelden in het zonlicht.
  • Het water vonkelde als de zon erop scheen.
  • De kaarsen vonkelden gezellig op de tafel.
  • Haar ogen vonkelden van blijdschap.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vonkelen with some of the pronouns.

  • De sterren hebben helder gevonkeld aan de nachtelijke hemel.
  • De diamanten hebben in het zonlicht gevonkeld.
  • Het water heeft gevonkeld toen de zon erop scheen.
  • De kaarsen hebben gezellig gevonkeld op de tafel.
  • Haar ogen hebben van blijdschap gevonkeld.