deizen

Conjugations List of Deizen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdeisdeisdeheb gedeisd
jij, je, udeistdeisdehebt gedeisd
hij, zij, hetdeistdeisdeheeft gedeisd
wijdeizendeisdenhebben gedeisd
julliedeizendeisdenhebben gedeisd
zij, zedeizendeisdenhebben gedeisd

Presens
Beta

Example presens sentences for Deizen with some of the pronouns.

  • Ik deis naar de markt.
  • Jij deist naar het park.
  • Hij deist naar de bioscoop.
  • Wij deizen naar het strand.
  • Zij deisen naar de supermarkt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Deizen with some of the pronouns.

  • Ik deisde naar de markt.
  • Jij deisde naar het park.
  • Hij deisde naar de bioscoop.
  • Wij deisden naar het strand.
  • Zij deisden naar de supermarkt.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Deizen with some of the pronouns.

  • Ik ben gedeisd naar de markt.
  • Jij bent gedeisd naar het park.
  • Hij is gedeisd naar de bioscoop.
  • Wij zijn gedeisd naar het strand.
  • Zij zijn gedeisd naar de supermarkt.