klaren

Conjugations List of Klaren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikklaarklaardeheb geklaard
jij, je, uklaartklaardehebt geklaard
hij, zij, hetklaartklaardeheeft geklaard
wijklarenklaardenhebben geklaard
jullieklarenklaardenhebben geklaard
zij, zeklarenklaardenhebben geklaard

Presens
Beta

Example presens sentences for Klaren with some of the pronouns.

  • Ik klaar de taak vandaag af.
  • Jij klaart altijd je werk op tijd.
  • Hij klaart de klus met gemak.
  • Zij klaren de uitdagingen moeiteloos.
  • Wij klaren het probleem samen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Klaren with some of the pronouns.

  • Ik klaarde de taak gisteren af.
  • Jij klaarde altijd je werk op tijd.
  • Hij klaarde de klus met gemak.
  • Zij klaarden de uitdagingen moeiteloos.
  • Wij klaarden het probleem samen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Klaren with some of the pronouns.

  • Ik heb de taak gisteren geklaard.
  • Jij hebt altijd je werk op tijd geklaard.
  • Hij heeft de klus met gemak geklaard.
  • Zij hebben de uitdagingen moeiteloos geklaard.
  • Wij hebben het probleem samen geklaard.