bevlaggen

Conjugations List of Bevlaggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbevlagbevlagdeheb bevlagd
jij, je, ubevlagtbevlagdehebt bevlagd
hij, zij, hetbevlagtbevlagdeheeft bevlagd
wijbevlaggenbevlagdenhebben bevlagd
julliebevlaggenbevlagdenhebben bevlagd
zij, zebevlaggenbevlagdenhebben bevlagd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bevlaggen with some of the pronouns.

  • Ik beflag elke dag mijn huis.
  • Jij beflagt de school tijdens speciale gelegenheden.
  • Hij/Zij beflagt de straat voor de feestviering.
  • Wij beflaggen onze tuin op Koningsdag.
  • Jullie beflaggen de winkel tijdens de uitverkoop.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bevlaggen with some of the pronouns.

  • Ik bevlagde altijd mijn huis tijdens nationale feestdagen.
  • Jij beflagde regelmatig de school voor sportevenementen.
  • Hij/Zij beflagde vaak de straat bij belangrijke gebeurtenissen.
  • Wij bevlagden ons huis elk jaar op Bevrijdingsdag.
  • Jullie beflagden de winkel iedere zomer tijdens de uitverkoop.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bevlaggen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn huis vorige week bevlagd.
  • Jij hebt de school al eerder bevlagd.
  • Hij/Zij heeft de straat gisteren bevlagd.
  • Wij hebben onze tuin vandaag bevlagd.
  • Jullie hebben de winkel voor het evenement bevlagd.