afloden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lood af | loodde af | heb afgelood |
jij, je, u | loodt af | loodde af | hebt afgelood |
hij, zij, het | loodt af | loodde af | heeft afgelood |
wij | loden af | loodden af | hebben afgelood |
jullie | loden af | loodden af | hebben afgelood |
zij, ze | loden af | loodden af | hebben afgelood |
PresensBeta
Example presens sentences for Afloden with some of the pronouns.
- Ik vloed af in de badkamer.
- Jij vloedt af na het sporten.
- Hij/Zij vloedt af voordat hij/zij naar bed gaat.
- Wij vloeden af na elke maaltijd.
- Zij vloeden af om hun dorst te lessen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afloden with some of the pronouns.
- Ik vloedde af in de badkamer.
- Jij vlood af na het sporten.
- Hij/Zij vlood af voordat hij/zij naar bed ging.
- Wij vloodden af na elke maaltijd.
- Zij vloodden af om hun dorst te lessen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afloden with some of the pronouns.
- Ik heb afgevloed in de badkamer.
- Jij hebt afgevloed na het sporten.
- Hij/Zij heeft afgevloed voordat hij/zij naar bed ging.
- Wij hebben afgevloed na elke maaltijd.
- Zij hebben afgevloed om hun dorst te lessen.