toneelspelen

Conjugations List of Toneelspelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspeel toneelspeelde toneelheb toneelgespeeld
jij, je, uspeelt toneelspeelde toneelhebt toneelgespeeld
hij, zij, hetspeelt toneelspeelde toneelheeft toneelgespeeld
wijspelen toneelspeelden toneelhebben toneelgespeeld
julliespelen toneelspeelden toneelhebben toneelgespeeld
zij, zespelen toneelspeelden toneelhebben toneelgespeeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Toneelspelen with some of the pronouns.

  • Ik toneelspeel graag in mijn vrije tijd.
  • Jij toneelspeelt altijd met zoveel passie.
  • Hij/zij toneelspeelt in het plaatselijke theatergezelschap.
  • Wij toneelspelen elke zaterdagavond samen.
  • Jullie toneelspelen vaak voor een groot publiek.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Toneelspelen with some of the pronouns.

  • Ik toneelspeelde toen ik nog op de middelbare school zat.
  • Jij toneelspeelde regelmatig in lokale theaters.
  • Hij/zij toneelspeelde al op jonge leeftijd.
  • Wij toneelspeelden samen in een fantastische musical.
  • Jullie toneelspeelden met veel enthousiasme tijdens de voorstelling.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Toneelspelen with some of the pronouns.

  • Ik heb toneelgespeeld op school.
  • Jij hebt al eerder toneelgespeeld in deze productie.
  • Hij/zij heeft met succes toneelgespeeld in verschillende stukken.
  • Wij hebben samen toneelgespeeld in een komedie.
  • Jullie hebben meerdere keren toneelgespeeld voor een volle zaal.