meepikken

Conjugations List of Meepikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpik meepikte meeheb meegepikt
jij, je, upikt meepikte meehebt meegepikt
hij, zij, hetpikt meepikte meeheeft meegepikt
wijpikken meepikten meehebben meegepikt
julliepikken meepikten meehebben meegepikt
zij, zepikken meepikten meehebben meegepikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Meepikken with some of the pronouns.

  • Ik pik altijd wat mee tijdens mijn wandelingen in het park.
  • Jij pikt soms iets leuks mee van de markt.
  • Hij/Zij pikt graag ideeën mee uit boeken.
  • Wij pikken regelmatig informatie mee van interessante websites.
  • Zij pikken vaak goede tips mee tijdens hun reizen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Meepikken with some of the pronouns.

  • Vroeger pikte ik stiekem snoepjes mee uit de winkel.
  • Toen ik jong was, pikte jij altijd ideeën mee voor onze spelletjes.
  • Vroeger pikte hij/zij af en toe een lift mee met vrienden.
  • In die tijd pikten wij regelmatig kruiden mee uit de tuin.
  • Als kind pikten zij soms bloemen mee uit de buurttuin.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Meepikken with some of the pronouns.

  • Ik heb iets lekkers meegepikt op het feest gisteravond.
  • Jij hebt een paar nieuwe woorden meegepikt tijdens de les.
  • Hij/Zij heeft een handige truc meegepikt van zijn/haar collega.
  • Wij hebben interessante discussies meegepikt tijdens de conferentie.
  • Zij hebben bruikbare suggesties meegepikt tijdens de vergadering.