herplaatsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herplaats | herplaatste | heb herplaatst |
jij, je, u | herplaatst | herplaatste | hebt herplaatst |
hij, zij, het | herplaatst | herplaatste | heeft herplaatst |
wij | herplaatsen | herplaatsten | hebben herplaatst |
jullie | herplaatsen | herplaatsten | hebben herplaatst |
zij, ze | herplaatsen | herplaatsten | hebben herplaatst |
PresensBeta
Example presens sentences for Herplaatsen with some of the pronouns.
- Ik herplaats de boeken in de bibliotheek.
- Jij herplaatst de meubels in de kamer.
- Hij/Zij herplaatst de planten in de tuin.
- Wij herplaatsen de dieren naar een nieuwe omgeving.
- Zij herplaatsen de schilderijen in het museum.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Herplaatsen with some of the pronouns.
- Ik herplaatste de boeken in de bibliotheek.
- Jij herplaatste de meubels in de kamer.
- Hij/Zij herplaatste de planten in de tuin.
- Wij herplaatsten de dieren naar een nieuwe omgeving.
- Zij herplaatsten de schilderijen in het museum.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Herplaatsen with some of the pronouns.
- Ik heb de boeken in de bibliotheek herplaatst.
- Jij hebt de meubels in de kamer herplaatst.
- Hij/Zij heeft de planten in de tuin herplaatst.
- Wij hebben de dieren naar een nieuwe omgeving herplaatst.
- Zij hebben de schilderijen in het museum herplaatst.