bezwadderen

Conjugations List of Bezwadderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbezwadderbezwadderdeheb bezwadderd
jij, je, ubezwaddertbezwadderdehebt bezwadderd
hij, zij, hetbezwaddertbezwadderdeheeft bezwadderd
wijbezwadderenbezwadderdenhebben bezwadderd
julliebezwadderenbezwadderdenhebben bezwadderd
zij, zebezwadderenbezwadderdenhebben bezwadderd

Presens
Beta

Example presens sentences for Bezwadderen with some of the pronouns.

  • Ik bezwadder de bloemen in mijn tuin.
  • Jij bezwaddert je kleren met modder.
  • Hij bezwaddert zijn handen tijdens het schilderen.
  • Wij bezwadderen de tafel met verfspetters.
  • Zij bezwadderen de muren met graffiti.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bezwadderen with some of the pronouns.

  • Ik bezwadderde de bloemen in mijn tuin.
  • Jij bezwadderde je kleren met modder.
  • Hij bezwadderde zijn handen tijdens het schilderen.
  • Wij bezwadderden de tafel met verfspetters.
  • Zij bezwadderden de muren met graffiti.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bezwadderen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bloemen in mijn tuin bezwadderd.
  • Jij hebt je kleren met modder bezwadderd.
  • Hij heeft zijn handen bezwadderd tijdens het schilderen.
  • Wij hebben de tafel met verfspetters bezwadderd.
  • Zij hebben de muren met graffiti bezwadderd.