ontvallen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontval | ontviel | ben ontvallen |
jij, je, u | ontvalt | ontviel | bent ontvallen |
hij, zij, het | ontvalt | ontviel | is ontvallen |
wij | ontvallen | ontvielen | zijn ontvallen |
jullie | ontvallen | ontvielen | zijn ontvallen |
zij, ze | ontvallen | ontvielen | zijn ontvallen |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontvallen with some of the pronouns.
- Mijn vrienden vallen me nooit in de steek.
- Het geluk valt ons soms toe op onverwachte momenten.
- De woorden ontvallen me als ik zenuwachtig ben.
- Haar reactie valt me altijd een beetje tegen.
- De moeders vielen elkaar huilend in de armen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontvallen with some of the pronouns.
- Het geluk viel me vaak ontzettend tegen in die periode.
- Toen ik hem zag, vielen al mijn zorgen van me af.
- Haar glimlach viel me meteen op toen ze binnenkwam.
- Die mooie herinneringen zijn me nooit ontvallen.
- De woorden vielen stil en er heerste een gespannen sfeer.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontvallen with some of the pronouns.
- Ik ben mijn sleutels ontvallen en nu kan ik niet naar binnen.
- Hij is zijn geloof in de politiek ontvallen na het schandaal.
- De waarheid is hem ontvallen tijdens het verhoor.
- Ze is haar geduld volledig ontvallen na al die tegenslagen.
- Ons team is de eerste plaats in het klassement ontvallen na de nederlaag.