wasemen

Conjugations List of Wasemen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwasemwasemdeheb gewasemd
jij, je, uwasemtwasemdehebt gewasemd
hij, zij, hetwasemtwasemdeheeft gewasemd
wijwasemenwasemdenhebben gewasemd
julliewasemenwasemdenhebben gewasemd
zij, zewasemenwasemdenhebben gewasemd

Presens
Beta

Example presens sentences for Wasemen with some of the pronouns.

  • De bloemen wasemen een zoete geur.
  • Ik wasem rustig uit terwijl ik mediteer.
  • Jasmijnstruiken wasemen in de zomermaanden.
  • De ochtendmist wasemt langzaam weg over het meer.
  • De dampende thee wasemt op uit de kopjes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wasemen with some of the pronouns.

  • Gisteren wasemde de mist over het landschap.
  • Toen ik binnenkwam, wasemde de keuken heerlijke geuren uit.
  • Ze wasemden warmte af na het werken in de koude buitenlucht.
  • Het hete water wasemde snel op vanuit de pan.
  • De verbrande wierook wasemde een sterke geur uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wasemen with some of the pronouns.

  • Ik ben naar buiten gegaan en heb de frisse lucht gewasemd.
  • Hij heeft de geur van lavendel gewasemd.
  • We zijn door het bloemenveld gewasemd.
  • Ze heeft het aroma van versgebakken brood gewasemd.
  • De dampen van de hete sauna hebben we gewasemd.