mislezen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lees mis | las mis | heb misgelezen |
jij, je, u | leest mis | las mis | hebt misgelezen |
hij, zij, het | leest mis | las mis | heeft misgelezen |
wij | lezen mis | lazen mis | hebben misgelezen |
jullie | lezen mis | lazen mis | hebben misgelezen |
zij, ze | lezen mis | lazen mis | hebben misgelezen |
Presens
Example presens sentences for Mislezen with some of the pronouns.
- Ik mislees de instructies vaak.
- Jij misleest de tekst regelmatig.
- Hij misleest de krant elke ochtend.
- Zij misleest de aanwijzingen soms.
- We mislezen de woordenlijst samen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Mislezen with some of the pronouns.
- Vroeger mislas ik altijd de instructies.
- Toen mislas jij de zin in het boek.
- Hij mislas vaak de waarschuwingen.
- Zij mislas de notitie van de vergadering.
- Vroeger mislazen we altijd de aanwijzingen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Mislezen with some of the pronouns.
- Ik heb de handleiding mislezen.
- Jij hebt de paragraaf mislezen.
- Hij heeft het document mislezen.
- Zij heeft de e-mail mislezen.
- We hebben de brief mislezen.