emailleren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | emailleer | emailleerde | heb geëmailleerd |
jij, je, u | emailleert | emailleerde | hebt geëmailleerd |
hij, zij, het | emailleert | emailleerde | heeft geëmailleerd |
wij | emailleren | emailleerden | hebben geëmailleerd |
jullie | emailleren | emailleerden | hebben geëmailleerd |
zij, ze | emailleren | emailleerden | hebben geëmailleerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Emailleren with some of the pronouns.
- Ik emailleer een mooie vaas.
- Jij emailleert sieraden in je vrije tijd.
- Hij/Zij emailleert afbeeldingen op tegels.
- Wij emailleeren de oude klokken in het museum.
- Zij emailleeren serviesgoed in hun werkplaats.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Emailleren with some of the pronouns.
- Vroeger emailleerde ik veel keramiek.
- Toen ik jong was, emailleerde jij ook sieraden.
- Hij/Zij emailleerde vroeger portretten op platen.
- In die tijd emailleerden wij alle metalen voorwerpen.
- Zij emailleerden altijd samen in de kleine studio.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Emailleren with some of the pronouns.
- Ik heb een mooie vaas geëmailleerd.
- Jij hebt sieraden in je vrije tijd geëmailleerd.
- Hij/Zij heeft afbeeldingen op tegels geëmailleerd.
- Wij hebben de oude klokken in het museum geëmailleerd.
- Zij hebben serviesgoed in hun werkplaats geëmailleerd.