uitjouwen

Conjugations List of Uitjouwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikjouw uitjouwde uitheb uitgejouwd
jij, je, ujouwt uitjouwde uithebt uitgejouwd
hij, zij, hetjouwt uitjouwde uitheeft uitgejouwd
wijjouwen uitjouwden uithebben uitgejouwd
julliejouwen uitjouwden uithebben uitgejouwd
zij, zejouwen uitjouwden uithebben uitgejouwd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitjouwen with some of the pronouns.

  • Ik jouw uit als je niet ophoudt met storen.
  • Jij jouwt hem altijd uit tijdens de les.
  • Hij zijluiden jouwt hen uit op straat.
  • Wij jouwen de tegenstander uit tijdens de wedstrijd.
  • Jullie jouwen ons uit met jullie grappen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitjouwen with some of the pronouns.

  • Ik jouwde je vroeger vaak uit omdat je altijd te laat kwam.
  • Jij jouwde hem uit toen hij viel tijdens het sporten.
  • Hij jouwde hen uit tijdens het schoolfeest.
  • Wij jouwden de spreker uit omdat we het niet eens waren met zijn standpunten.
  • Jullie jouwden ons vroeger altijd uit met jullie plagerijen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitjouwen with some of the pronouns.

  • Ik heb jou uitgejouwd toen je een fout maakte.
  • Jij hebt hem uitgejouwd tijdens zijn presentatie.
  • Hij heeft hen uitgejouwd na hun slechte optreden.
  • Wij hebben de scheidsrechter uitgejouwd vanwege zijn beslissing.
  • Jullie hebben ons uitgejouwd met jullie sarcastische opmerkingen.