tegensturen

Conjugations List of Tegensturen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstuur tegenstuurde tegenheb tegengestuurd
jij, je, ustuurt tegenstuurde tegenhebt tegengestuurd
hij, zij, hetstuurt tegenstuurde tegenheeft tegengestuurd
wijsturen tegenstuurden tegenhebben tegengestuurd
julliesturen tegenstuurden tegenhebben tegengestuurd
zij, zesturen tegenstuurden tegenhebben tegengestuurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Tegensturen with some of the pronouns.

  • Ik stuur tegen naar de klant.
  • Jij stuurt tegen naar de klant.
  • Hij stuurt tegen naar de klant.
  • Zij stuurt tegen naar de klant.
  • Wij sturen tegen naar de klant.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tegensturen with some of the pronouns.

  • Ik stuurde tegen naar de klant.
  • Jij stuurde tegen naar de klant.
  • Hij stuurde tegen naar de klant.
  • Zij stuurde tegen naar de klant.
  • Wij stuurden tegen naar de klant.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tegensturen with some of the pronouns.

  • Ik heb tegen gestuurd naar de klant.
  • Jij hebt tegen gestuurd naar de klant.
  • Hij heeft tegen gestuurd naar de klant.
  • Zij heeft tegen gestuurd naar de klant.
  • Wij hebben tegen gestuurd naar de klant.