verkappen

Conjugations List of Verkappen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverkapverkapteheb verkapt
jij, je, uverkaptverkaptehebt verkapt
hij, zij, hetverkaptverkapteheeft verkapt
wijverkappenverkaptenhebben verkapt
jullieverkappenverkaptenhebben verkapt
zij, zeverkappenverkaptenhebben verkapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Verkappen with some of the pronouns.

  • Ik verkap een boom in mijn achtertuin.
  • Jij verkapt bomen voor je beroep.
  • Hij verkapt regelmatig hout voor zijn klanten.
  • Zij verkappen de bomen om ruimte te maken voor nieuwbouw.
  • Wij verkappen takken om het vuur aan te steken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verkappen with some of the pronouns.

  • Vroeger verkapte ik bomen in mijn achtertuin.
  • Jij verkapte vroeger bomen voor je beroep.
  • Hij verkapte regelmatig hout voor zijn klanten in het verleden.
  • Zij verkapten de bomen om ruimte te maken voor nieuwbouw.
  • Wij verkapten takken om het vuur aan te steken in het verleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verkappen with some of the pronouns.

  • Ik heb een boom verkapt in mijn achtertuin.
  • Jij hebt bomen verkapt voor je beroep.
  • Hij heeft regelmatig hout verkapt voor zijn klanten.
  • Zij hebben de bomen verkapt om ruimte te maken voor nieuwbouw.
  • Wij hebben takken verkapt om het vuur aan te steken.