toesnijden

Conjugations List of Toesnijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksnij toesneed toeheb toegesneden
jij, je, usnijdt toesneed toehebt toegesneden
hij, zij, hetsnijdt toesneed toeheeft toegesneden
wijsnijden toesneden toehebben toegesneden
julliesnijden toesneden toehebben toegesneden
zij, zesnijden toesneden toehebben toegesneden

Presens
Beta

Example presens sentences for Toesnijden with some of the pronouns.

  • Ik snijd de taart in stukken.
  • Hij snijdt het papier met een schaar.
  • Zij snijden de groenten voor het avondeten.
  • We snijden de cake in plakjes.
  • Jullie snijden de broodjes door midden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Toesnijden with some of the pronouns.

  • Ik sneed het touw met een mes.
  • Hij sneed de citroen in schijfjes.
  • Zij sneden het vlees in reepjes.
  • We sneden de cake in gelijke delen.
  • Jullie sneden de groenten fijn voor de soep.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Toesnijden with some of the pronouns.

  • Ik heb de stof op maat gesneden.
  • Hij heeft de appel doormidden gesneden.
  • Zij hebben het patroon uitgesneden.
  • We hebben de foto bijgesneden.
  • Jullie hebben de prijs verlaagd en opnieuw aangesneden.