uitkappen

Example presens sentences for Uitkappen with some of the pronouns.

Ik kkap uit wanneer ik moe ben. (I quit when I'm tired.)
Jij kapt uit als je genoeg hebt gewerkt. (You quit when you've worked enough.)
Hij/Zij/Het kapt uit wanneer het te druk wordt. (He/She/It quits when it gets too busy.)
Wij kappen uit na een lange dag werken. (We quit after a long day of work.)
Jullie kappen uit zodra de klus geklaard is. (You all quit as soon as the task is done.)

Example imperfectum sentences for Uitkappen with some of the pronouns.

Ik kapt uit toen ik ongelukkig was in mijn vorige baan. (I used to quit when I was unhappy in my previous job.)
Jij kapt uit wanneer je gestrest was. (You used to quit when you were stressed.)
Hij/Zij/Het kapt uit telkens wanneer hij/zij/het ontevreden was. (He/She/It used to quit whenever he/she/it was dissatisfied.)
Wij kappen uit terwijl we aan het reorganiseren waren. (We used to quit while we were restructuring.)
Jullie kappen uit toen jullie geen voldoening meer haalden uit het werk. (You all used to quit when you no longer found fulfillment in the work.)

Example perfectum sentences for Uitkappen with some of the pronouns.

Ik ben uitgekapt toen ik mijn doelen had bereikt. (I have quit when I had achieved my goals.)
Jij bent uitgekapt nadat je promotie had gemaakt. (You have quit after you got promoted.)
Hij/Zij/Het is uitgekapt nadat hij/zij/het een nieuwe baan had gevonden. (He/She/It has quit after finding a new job.)
Wij zijn uitgekapt nadat we ons eigen bedrijf hadden opgericht. (We have quit after starting our own business.)
Jullie zijn uitgekapt sinds jullie genoeg geld hadden verdiend. (You all have quit since you had earned enough money.)