doodvechten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vecht dood | vocht dood | heb doodgevochten |
jij, je, u | vecht dood | vocht dood | hebt doodgevochten |
hij, zij, het | vecht dood | vocht dood | heeft doodgevochten |
wij | vechten dood | vochten dood | hebben doodgevochten |
jullie | vechten dood | vochten dood | hebben doodgevochten |
zij, ze | vechten dood | vochten dood | hebben doodgevochten |
PresensBeta
Example presens sentences for Doodvechten with some of the pronouns.
- Ik vecht hem dood.
- Jij vecht hem dood.
- Hij vecht hem dood.
- Wij vechten hem dood.
- Zij vechten hem dood.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doodvechten with some of the pronouns.
- Ik vocht hem dood.
- Jij vocht hem dood.
- Hij vocht hem dood.
- Wij vochten hem dood.
- Zij vochten hem dood.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doodvechten with some of the pronouns.
- Ik heb hem doodgevochten.
- Jij hebt hem doodgevochten.
- Hij heeft hem doodgevochten.
- Wij hebben hem doodgevochten.
- Zij hebben hem doodgevochten.