verdrogen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verdroog | verdroogde | ben verdroogd |
jij, je, u | verdroogt | verdroogde | bent verdroogd |
hij, zij, het | verdroogt | verdroogde | is verdroogd |
wij | verdrogen | verdroogden | zijn verdroogd |
jullie | verdrogen | verdroogden | zijn verdroogd |
zij, ze | verdrogen | verdroogden | zijn verdroogd |
PresensBeta
Example presens sentences for Verdrogen with some of the pronouns.
- De bloemen drogen uit in de zon.
- Ik droog mijn was buiten op het droogrek.
- De planten verdrogen als je ze niet genoeg water geeft.
- Hij verdroogt snel in de hitte van de woestijn.
- Wanneer de grond te droog is, kunnen gewassen verdrogen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verdrogen with some of the pronouns.
- Vroeger droogden mensen hun was aan een waslijn.
- Als kind droogde ik altijd mijn kunstwerken met een föhn.
- Toen ik thuiskwam, waren de planten al verdroogd.
- Hij droogde zich snel af met een handdoek.
- De bloemen verdroogden omdat er niet genoeg water was.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verdrogen with some of the pronouns.
- De was is al gedroogd toen ik thuis kwam.
- Ik heb mijn schoenen net gedroogd na een regenbui.
- De planten zijn verdroogd door de langdurige droogte.
- Hij heeft zijn huid goed gedroogd na het douchen.
- De bloemen hebben hun kleur verloren en zijn verdroogd.