bijgroeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | groei bij | groeide bij | ben bijgegroeid |
jij, je, u | groeit bij | groeide bij | bent bijgegroeid |
hij, zij, het | groeit bij | groeide bij | is bijgegroeid |
wij | groeien bij | groeiden bij | zijn bijgegroeid |
jullie | groeien bij | groeiden bij | zijn bijgegroeid |
zij, ze | groeien bij | groeiden bij | zijn bijgegroeid |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijgroeien with some of the pronouns.
- Ik groei bij.
- Jij groeit bij.
- Hij/Zij/Het groeit bij.
- Wij groeien bij.
- Jullie groeien bij.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijgroeien with some of the pronouns.
- Ik groeide bij.
- Jij groeide bij.
- Hij/Zij/Het groeide bij.
- Wij groeiden bij.
- Jullie groeiden bij.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijgroeien with some of the pronouns.
- Ik ben bijgegroeid.
- Jij bent bijgegroeid.
- Hij/Zij/Het is bijgegroeid.
- Wij zijn bijgegroeid.
- Jullie zijn bijgegroeid.