tongzoenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tongzoen | tongzoende | heb getongzoend |
jij, je, u | tongzoent | tongzoende | hebt getongzoend |
hij, zij, het | tongzoent | tongzoende | heeft getongzoend |
wij | tongzoenen | tongzoenden | hebben getongzoend |
jullie | tongzoenen | tongzoenden | hebben getongzoend |
zij, ze | tongzoenen | tongzoenden | hebben getongzoend |
Presens
Example presens sentences for Tongzoenen with some of the pronouns.
- Ik tongzoen met mijn partner.
- Jij tongzoent graag op feestjes.
- Hij/Zij/Het tongzoent niet zo vaak.
- Wij tongzoenen als we elkaar begroeten.
- Jullie tongzoenen altijd passievol.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Tongzoenen with some of the pronouns.
- Vroeger tongzoende ik met mijn ex.
- Toen ik jong was, tongzoende ik veel.
- Hij/Zij/Het tongzoende altijd heel voorzichtig.
- Wij tongzoenden vaak in het park.
- Jullie tongzoenden langdurig en gepassioneerd.
Perfectum
Example perfectum sentences for Tongzoenen with some of the pronouns.
- Ik heb met mijn partner getongzoend.
- Jij hebt op veel feestjes getongzoend.
- Hij/Zij/Het heeft niet veel tongzoenen ervaren.
- Wij hebben elkaar al eerder getongzoend.
- Jullie hebben altijd intens getongzoend.