afzanen

Conjugations List of Afzanen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzaan afzaande afheb afgezaand
jij, je, uzaant afzaande afhebt afgezaand
hij, zij, hetzaant afzaande afheeft afgezaand
wijzanen afzaanden afhebben afgezaand
julliezanen afzaanden afhebben afgezaand
zij, zezanen afzaanden afhebben afgezaand

Presens
Beta

Example presens sentences for Afzanen with some of the pronouns.

  • Ik zwaan me af na een lange dag werken.
  • Jij zwaant je af tijdens het sporten.
  • Hij/zij/het zwaant zich af voor de spiegel.
  • Wij zwanen ons af voordat we naar bed gaan.
  • Jullie zwanen je af in de ochtend.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afzanen with some of the pronouns.

  • Ik zwaaide me af terwijl ik aan het koken was.
  • Jij zwaaide je af toen je thuiskwam.
  • Hij/zij/het zwaaide zich af na het lezen van het boek.
  • Wij zwaaiden ons af voordat we naar het feest gingen.
  • Jullie zwaaiden je af tijdens de vakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afzanen with some of the pronouns.

  • Ik heb me afgezwaand na het voltooien van mijn project.
  • Jij hebt je afgezwaand na het behalen van je diploma.
  • Hij/zij/het heeft zich afgezwaand na het winnen van de wedstrijd.
  • Wij hebben ons afgezwaand nadat we de berg hadden beklommen.
  • Jullie hebben je afgezwaand na het afronden van de cursus.