trivialiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | trivialiseer | trivialiseerde | heb getrivialiseerd |
jij, je, u | trivialiseert | trivialiseerde | hebt getrivialiseerd |
hij, zij, het | trivialiseert | trivialiseerde | heeft getrivialiseerd |
wij | trivialiseren | trivialiseerden | hebben getrivialiseerd |
jullie | trivialiseren | trivialiseerden | hebben getrivialiseerd |
zij, ze | trivialiseren | trivialiseerden | hebben getrivialiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Trivialiseren with some of the pronouns.
- Ik trivialiseer de ernst van het probleem.
- Jij trivialiseert de impact van klimaatverandering.
- Hij/zij trivialiseert de gevolgen van zijn/haar acties.
- Wij trivialiseren de betekenis van kunst in onze samenleving.
- Zij trivialiseren de waarde van educatie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Trivialiseren with some of the pronouns.
- Ik trivialiseerde de ernst van het probleem.
- Jij trivialiseerde de impact van klimaatverandering.
- Hij/zij trivialiseerde de gevolgen van zijn/haar acties.
- Wij trivialiseerden de betekenis van kunst in onze samenleving.
- Zij trivialiseerden de waarde van educatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Trivialiseren with some of the pronouns.
- Ik heb de ernst van het probleem getrivialiseerd.
- Jij hebt de impact van klimaatverandering getrivialiseerd.
- Hij/zij heeft de gevolgen van zijn/haar acties getrivialiseerd.
- Wij hebben de betekenis van kunst in onze samenleving getrivialiseerd.
- Zij hebben de waarde van educatie getrivialiseerd.