uiteenslaan

Conjugations List of Uiteenslaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksla uiteensloeg uiteenheb uiteengeslagen
jij, je, uslaat uiteensloeg uiteenhebt uiteengeslagen
hij, zij, hetslaat uiteensloeg uiteenheeft uiteengeslagen
wijslaan uiteensloegen uiteenhebben uiteengeslagen
jullieslaan uiteensloegen uiteenhebben uiteengeslagen
zij, zeslaan uiteensloegen uiteenhebben uiteengeslagen

Presens
Beta

Example presens sentences for Uiteenslaan with some of the pronouns.

  • Ik sla uiteen dat de aarde rond is.
  • Jij slaat uiteen hoe het apparaat werkt.
  • Hij/zij/het slaat uiteen waarom het belangrijk is om te recyclen.
  • Wij slaan uiteen wat er in het boek wordt besproken.
  • Jullie slaan uiteen welke opties er zijn.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uiteenslaan with some of the pronouns.

  • Vroeger sloeg ik uiteen hoe computers werken.
  • Toen jij binnenkwam, sloeg ik uiteen waar we over gingen praten.
  • Hij/zij/het sloeg uiteen waarom hij/zij teleurgesteld was.
  • Wij sloegen uiteen wat er tijdens de vergadering werd besproken.
  • Jullie sloegen uiteen wat er misging tijdens het project.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uiteenslaan with some of the pronouns.

  • Ik heb uiteengeslagen wat er mis was.
  • Jij hebt uiteengeslagen waarom je ontslag nam.
  • Hij/zij/het heeft uiteengeslagen hoe de deal tot stand kwam.
  • Wij hebben uiteengeslagen welke stappen we moeten nemen.
  • Jullie hebben uiteengeslagen wat de consequenties zijn.