rugbyen

Conjugations List of Rugbyen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrugbyrugbydeheb gerugbyd
jij, je, urugbytrugbydehebt gerugbyd
hij, zij, hetrugbytrugbydeheeft gerugbyd
wijrugbyenrugbydenhebben gerugbyd
jullierugbyenrugbydenhebben gerugbyd
zij, zerugbyenrugbydenhebben gerugbyd

Presens
Beta

Example presens sentences for Rugbyen with some of the pronouns.

  • Ik rugby nu met mijn vrienden in het park.
  • Jij rugbyt elke week op zaterdagochtend.
  • Hij/zij/het rugbyt graag in zijn/haar vrije tijd.
  • Wij rugbyen regelmatig in het lokale team.
  • Jullie rugbyen fanatiek tijdens de trainingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rugbyen with some of the pronouns.

  • Vroeger rugbyde ik altijd met mijn broers in de achtertuin.
  • Toen ik jong was, rugbyde jij ook bij ons op school.
  • Hij/zij/het rugbyde vroeger in het nationale team.
  • Wij rugbyden elke zomer op het strand tijdens onze vakanties.
  • Jullie rugbyden samen in hetzelfde jeugdteam.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rugbyen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren gerugbyd in een spannende wedstrijd.
  • Jij bent al naar Nieuw-Zeeland gereisd om te rugbyen.
  • Hij/zij/het heeft veel ervaring opgedaan door te rugbyen.
  • Wij hebben vorig jaar een rugbytoernooi gewonnen.
  • Jullie zijn al vaak naar het buitenland gevlogen om te rugbyen.