dooreenwerken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | werk dooreen | werkte dooreen | heb dooreengewerkt |
jij, je, u | werkt dooreen | werkte dooreen | hebt dooreengewerkt |
hij, zij, het | werkt dooreen | werkte dooreen | heeft dooreengewerkt |
wij | werken dooreen | werkten dooreen | hebben dooreengewerkt |
jullie | werken dooreen | werkten dooreen | hebben dooreengewerkt |
zij, ze | werken dooreen | werkten dooreen | hebben dooreengewerkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Dooreenwerken with some of the pronouns.
- Ik werk dooreen aan dit project.
- Jij werkt dooreen aan dit project.
- Hij/Zij werkt dooreen aan dit project.
- Wij werken dooreen aan dit project.
- Zij werken dooreen aan dit project.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dooreenwerken with some of the pronouns.
- Ik werkte dooreen aan dit project.
- Jij werkte dooreen aan dit project.
- Hij/Zij werkte dooreen aan dit project.
- Wij werkten dooreen aan dit project.
- Zij werkten dooreen aan dit project.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dooreenwerken with some of the pronouns.
- Ik heb dooreengewerkt aan dit project.
- Jij hebt dooreengewerkt aan dit project.
- Hij/Zij heeft dooreengewerkt aan dit project.
- Wij hebben dooreengewerkt aan dit project.
- Zij hebben dooreengewerkt aan dit project.