verschimmelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verschimmel | verschimmelde | ben verschimmeld |
jij, je, u | verschimmelt | verschimmelde | bent verschimmeld |
hij, zij, het | verschimmelt | verschimmelde | is verschimmeld |
wij | verschimmelen | verschimmelden | zijn verschimmeld |
jullie | verschimmelen | verschimmelden | zijn verschimmeld |
zij, ze | verschimmelen | verschimmelden | zijn verschimmeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Verschimmelen with some of the pronouns.
- Het brood verschimmelt snel als je het niet goed bewaart.
- De appels in de fruitmand verschimmelen langzaam.
- Mijn schoenen verschimmelen als ik ze nat in de kast laat staan.
- Wanneer je vochtige kleding in een afgesloten tas laat zitten, verschimmelt het snel.
- Kartonnen dozen kunnen gemakkelijk verschimmelen in vochtige omgevingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verschimmelen with some of the pronouns.
- Toen ik thuiskwam, zag ik dat het eten aan het verschimmelen was.
- Vroeger verschimmelde het brood vaak sneller dan nu.
- Als kind merkte ik altijd wanneer mijn speelgoed begon te verschimmelen.
- Het regende veel in die periode, waardoor alles in huis begon te verschimmelen.
- Elke keer als ik naar de kelder ging, rook ik de muffe geur van de verschimmelde spullen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verschimmelen with some of the pronouns.
- Ik ben geschrokken toen ik zag dat het voedsel was verschimmeld.
- Hij heeft de kaas weggegooid omdat die was verschimmeld.
- We hebben de oude boeken weggedaan omdat ze waren verschimmeld.
- Jullie hebben gemerkt dat de muren van de kelder waren verschimmeld.
- De buren hebben geklaagd over de geur in ons huis toen het tapijt was verschimmeld.