maltraiteren

Conjugations List of Maltraiteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmaltraiteermaltraiteerdeheb gemaltraiteerd
jij, je, umaltraiteertmaltraiteerdehebt gemaltraiteerd
hij, zij, hetmaltraiteertmaltraiteerdeheeft gemaltraiteerd
wijmaltraiterenmaltraiteerdenhebben gemaltraiteerd
julliemaltraiterenmaltraiteerdenhebben gemaltraiteerd
zij, zemaltraiterenmaltraiteerdenhebben gemaltraiteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Maltraiteren with some of the pronouns.

  • Ik maltraiteer mijn leerlingen niet.
  • Jij maltraiteert dieren niet.
  • Hij maltraiteert zijn medewerkers.
  • Zij maltraiteren het milieu.
  • We maltraiteren onze gezondheid door slecht te eten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Maltraiteren with some of the pronouns.

  • Vroeger maltraiteerde ik mijn leerlingen.
  • Vroeger maltraiteerde jij dieren.
  • Vroeger maltraiteerde hij zijn medewerkers.
  • Vroeger maltraiteren zij het milieu.
  • Vroeger maltraiteerden we onze gezondheid door slecht te eten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Maltraiteren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn leerlingen niet gemaltraiteerd.
  • Jij hebt geen dieren gemaltraiteerd.
  • Hij heeft zijn medewerkers niet gemaltraiteerd.
  • Zij hebben het milieu niet gemaltraiteerd.
  • We hebben onze gezondheid niet gemaltraiteerd door slecht te eten.