wegsluiten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sluit weg | sloot weg | heb weggesloten |
jij, je, u | sluit weg | sloot weg | hebt weggesloten |
hij, zij, het | sluit weg | sloot weg | heeft weggesloten |
wij | sluiten weg | sloten weg | hebben weggesloten |
jullie | sluiten weg | sloten weg | hebben weggesloten |
zij, ze | sluiten weg | sloten weg | hebben weggesloten |
PresensBeta
Example presens sentences for Wegsluiten with some of the pronouns.
- Ik sluit de deur.
- Hij sluit het raam.
- Zij sluiten de winkel om zes uur.
- We sluiten de vergadering af.
- Jullie sluiten de kasten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wegsluiten with some of the pronouns.
- Vroeger sloot ik altijd de deur.
- Hij sloot regelmatig het raam.
- Zij sloten de winkel vroeg op zondag.
- We sloten de vergadering abrupt af.
- Jullie sloten de kasten niet goed.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wegsluiten with some of the pronouns.
- Ik heb de deur dichtgesloten.
- Hij heeft het raam afgesloten.
- Zij hebben de winkel om zes uur gesloten.
- We hebben de vergadering met succes afgesloten.
- Jullie hebben de kasten veilig afgesloten.