vermangelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vermangel | vermangelde | heb vermangeld |
jij, je, u | vermangelt | vermangelde | hebt vermangeld |
hij, zij, het | vermangelt | vermangelde | heeft vermangeld |
wij | vermangelen | vermangelden | hebben vermangeld |
jullie | vermangelen | vermangelden | hebben vermangeld |
zij, ze | vermangelen | vermangelden | hebben vermangeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Vermangelen with some of the pronouns.
- Ik vermangel
- Jij vermangelt
- Hij/Zij/Het vermangelt
- Wij vermangelene
- Jullie vermangelenden
- Zij vermangelent
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vermangelen with some of the pronouns.
- Ik vermangelde
- Jij vermangelde
- Hij/Zij/Het vermangelde
- Wij vermangeldden
- Jullie vermangeldden
- Zij vermangeldden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vermangelen with some of the pronouns.
- Ik heb vermangeld
- Jij hebt vermangeld
- Hij/Zij/Het heeft vermangeld
- Wij hebben vermangeld
- Jullie hebben vermangeld
- Zij hebben vermangeld