halsteren

Conjugations List of Halsteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhalsterhalsterdeheb gehalsterd
jij, je, uhalsterthalsterdehebt gehalsterd
hij, zij, hethalsterthalsterdeheeft gehalsterd
wijhalsterenhalsterdenhebben gehalsterd
julliehalsterenhalsterdenhebben gehalsterd
zij, zehalsterenhalsterdenhebben gehalsterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Halsteren with some of the pronouns.

  • Ik halster
  • Jij/hij/zij/het halstert
  • Wij/jullie/zij halsteren

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Halsteren with some of the pronouns.

  • Ik halsterde
  • Jij/hij/zij/het halsterde
  • Wij/jullie/zij halsterden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Halsteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gehalsterd
  • Jij/hij/zij/het heeft gehalsterd
  • Wij/jullie/zij hebben gehalsterd