uitwerpen

Conjugations List of Uitwerpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwerp uitwierp uitheb uitgeworpen
jij, je, uwerpt uitwierp uithebt uitgeworpen
hij, zij, hetwerpt uitwierp uitheeft uitgeworpen
wijwerpen uitwierpen uithebben uitgeworpen
julliewerpen uitwierpen uithebben uitgeworpen
zij, zewerpen uitwierpen uithebben uitgeworpen

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitwerpen with some of the pronouns.

  • Ik werp de bal uit.
  • Jij werpt het afval uit de prullenbak.
  • Hij werpt zijn hengel uit in de rivier.
  • Zij werpen de steen ver weg.
  • We werpen de brieven in de postbus.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitwerpen with some of the pronouns.

  • Ik wierp de bal uit.
  • Jij wierp het afval uit de prullenbak.
  • Hij wierp zijn hengel uit in de rivier.
  • Zij wierpen de steen ver weg.
  • We wierpen de brieven in de postbus.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitwerpen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal uitgeworpen.
  • Jij hebt het afval uit de prullenbak geworpen.
  • Hij heeft zijn hengel uitgeworpen in de rivier.
  • Zij hebben de steen ver weg geworpen.
  • We hebben de brieven in de postbus geworpen.